Binnengluren bij...Vakcollege Steenwijk
Gepubliceerd: 15 mei 2014
Eens in de zoveel tijd gluren we binnen bij één van de vele Vakcolleges in het land. We spieken stiekem in de lasstraat van Vakcollege Techniek en kijken hoe het er aan toe gaat in de kapsalon, keuken of ‘zorghoek’ van Mens & Dienstverlenen. Vrijdag 9 mei waren we te gast op RSG Trompmeesters in Steenwijk. Techniekdocent Klaas Molenkamp leidde ons rond.
“Kijk even hoe ze staan”, zegt docent Klaas Molenkamp als we naar zijn technieklokaal lopen. Hij doelt op zijn leerlingen. Ze staan keurig met hun rug tegen de muur, in een lange rij te wachten voor het lokaal. Zestien brutaal kijkende, maar rustig wachtende eerstejaars techniekleerlingen. Als jonge honden die in hun mand moeten blijven zitten, kijken ze ongeduldig hoe hun docent de sleutel in het slot steekt. Als de deur eenmaal open is, stormen ze naar binnen.
RSG Trompmeesters biedt zowel de Vakroute Techniek als de Vakroute Mens & Dienstverlenen aan. Vanaf het eerste jaar krijgen leerlingen 10 uur praktijkles per week op de Steenwijker school. Klaas Molenkamp, bevlogen techniekdocent, geeft aan de eerste- en tweedejaars klassen les. Hij staat bekend om zijn betrokkenheid bij leerlingen. Zo gaat Molenkamp, als één van de weinigen, bij iedere leerling op huisbezoek. “Dat kost ontzettend veel tijd, maar levert ook een heleboel op”, zegt de docent. “Ouders weten wie ik ben, maar ik weet ook uit wat voor thuissituatie mijn leerlingen komen. Dat helpt me hen te begrijpen.”
Op school probeert hij de lessen zo interessant mogelijk te maken. Het zijn geen gewone werkstukken die zijn leerlingen maken. Eerder dit jaar maakten ze al hun eigen kunstaas, een schaats met knipperlichten en een kermisattractie van het draaimechanisme van oude platenspelers. Op dit moment zijn de eerstejaars bezig met een fietsenproject. Iedere leerling neemt voor deze opdracht een oude fiets mee van huis. In groepjes van vier maken ze van meerdere fietsen een compleet nieuw voertuig.
“Ik heb ze eerst geleerd hoe ze een band moesten plakken”, aldus Molenkamp. “Er waren maar een paar die wisten hoe dat moest. Daarna hebben ze hun meegebrachte fietsen compleet uit elkaar gehaald. Uiteindelijk hebben ze van meerdere fietsen één nieuw voertuig gemaakt.”
Als we door het lokaal lopen, zien we de nieuwe voertuigen. De vreemdste modellen komen voorbij. Niets is te gek bij dit project. Frames worden doorgeslepen en opnieuw aan elkaar gelast, het ene voertuig krijgt een ingebouwde muziekinstallatie, op het andere wordt een gashoorn gemonteerd.
Voor het lassen van een spatbord moet overigens wel de hulp van een derdejaars leerling worden ingeschakeld. Een klein beetje zenuwachtig loopt het betreffende groepje met hun voertuig naar het lokaal van de derdejaars. “Wat moet er gebeuren?”, vraagt een lange jongen in een groene overjas. “Spatbord? Komt goed.” De derdejaars draait zijn hand niet om voor dit soort klusjes. Nonchalant last hij het spatbord vast. De jongens kijken bewonderend toe.
Eigenlijk zijn smartphones verboden in het lokaal, maar de muziekinstallatie moet even getest worden. De luidsprekers zijn in een houten kist gemonteerd, die vervolgens achterop de fiets is bevestigd. De luidsprekers worden met oude boormachine-accu’s van stroom voorzien. Er wordt wat geprutst met draadjes, maar dan ineens klinkt er een oorverdovend lawaai door het lokaal. Harde housemuziek. De jongens beginnen spontaan te hossen. Hij doet het! Eventjes laat Molenkamp het begaan, maar na een minuutje is het wel mooi geweest. “Jongens, nu weer zachter.”
Gedurende de drie lesuren valt op hoe gemotiveerd de leerlingen zijn om een mooi werkstuk te maken. Molenkamp hoeft ze niet te stimuleren om aan de slag te gaan. Dan klinkt de bel. Het lokaal wordt netjes opgeruimd. Gereedschap wordt weer in de kast gehangen en de vloer wordt zelfs aangeveegd. Bij sommigen is de teleurstelling van het gezicht af te lezen. Het is weekend.